Een klant wou een illustratie als vector bestand**, zodat ze het groot konden printen. Om een vector te maken moest ik werken in Adobe illustrator, en dat doe ik liever niet.
Wat kenmerkt een vector? strakke vormen, perfecte lijnen, geen handmatige foutjes en oneffenheden.
Wat kenmerkt mijn stijl: Wonky vormen, kriebelige lijnen, geregisseerde ‘foutjes’ en oneffenheden.
Nou. Let’s go.
“Ik haat Adobe illustrator want het doet alles wat ik niet wil” zei ik tegen C. Maar de deadline was kort, dus ik parkeerde de haat en ging door. Ik wil dat mijn lijnen los en dynamisch zijn, dus met inkt getekend en ingescand, ze daarna overgetrokken in illustrator. De vlakken er onder geplakt. Het leek plat en lelijk. Ik keek 3 tutorials om te snappen hoe ik een structuurtje kon toevoegen.
En toen betrapte ik mezelf dat ik al een stuk minder weerstand voelde jegens dit uitgebreide softwareprogramma. Dat ik het leuk vond dat ik nu weet hoe ik een structuurtje kan maken. Dat het programma niet per se bedoeld is om levendige illustraties met krassen en vlekken te maken, dat ik omwegen moet bedenken om het toch voor elkaar te krijgen. En dat dat een leuke uitdaging is. De strakke vlakken geven mijn dynamische lijnen een mooi contrast. Het feit dat illustrator niet goed aansluit bij mijn werkwijze, maakt dat ik mijn werkwijze bewuster moet inzetten. Dat voelt als iets positiefs. Toen de deadline was gehaald maakte ik nog 2 illustraties in Adobe illustrator, gewoon omdat ik de smaak te pakken had:
De laatste tijd denk ik veel na over hoe de technologie het werk van mij als maker beïnvloed, of tekenprogramma’s (zoals procreatie en Fresco) niet té gebruiksvriendelijk en makkelijk zijn. Dat het me lui kan maken, dat het me niet écht doet experimenteren of kiezen, dat het goed zou zijn wat meer frictie te hebben tussen mij de maker en de technologie.
Misschien haat ik Adobe illustrator toch niet.
** voor de leek: een vector is een vorm die je kunt vergroten en verkleinen zonder kwaliteitsverlies. Bij pixels kan dat niet.